Zigeunerlied

Ik sta met mijn wagen aan de rand van de stad
Zolang als de winter regeert
Daar heb ik mijn viool, mijn hond en een kat
En daar heb ik het zwijgen geleerd

Ik blijf in mijn wagen aan de rand van de stad
Zolang als de wintertijd duurt
Maar als het straks lente wordt ga ik op pad
En verlaat hier zwijgend de buurt

Want ik zwijg als ze roepen bedelaar
En ik zwijg bij de huisvestingsambtenaar
Ik zwijg want ik ben geen landeigenaar
Ik ben een zigeuner die zingt

Ik leef in mijn wagen op de grens van fatsoen
Zolang als de buurt mij nog duldt
Maar ik moet alles laten, mag niets zeggen of doen
En ben hier van alles de schuld

Ik trek in de zomer ver weg van de stad
Dan reis ik de kermissen rond
Soms bemin ik een meisje, in een kroeg drink ik wat
Mijn viool zingt en ik speel met mijn hond

Maar ik zwijg als zij fluisteren: moordenaar
En ik zwijg want ik ben geen Godloochenaar
Ik zwijg, want ik ben maar een sjacheraar
Ik ben een zigeuner die zingt

En als ik straks doodga, aan de rand van de stad
In mijn wagen jankt enkel mijn hond
Iemand breekt mijn viool en schopt naar de kat
En mij stoppen ze snel in de grond

En dan zwijg ik voorgoed als kermisklant
Maar misschien zing ik dan aan de overkant
Want God neemt zigeuners gewoon bij de hand
En misschien zing ik dan wel voor Hem

La la la

In Gouda heb ik Cees Roos ontmoet. Hij was daar destijds predikant en huisvriend van ons gezin. Cees heeft niet alleen gezorgd dat ik veilig uit de kast kon komen, maar ook gedichten voor mij geschreven. Dit Zigeunerlied zong ik vaak in de zeventiger jaren. Ook op het Kaagconcours, waar Boudewijn de Groot in de jury zat. Hij werd mijn producer. Dit nummer is de B kant geworden van mijn eerste single: ‘Een nieuwe liefde, een ander leven’.
Het prachtige arrangement is van de legendarische Bert Paige, die hier ook de orkestleider is.

Tekst: Cees Roos

Muziek: Dick Ridder