De stad ontwaakt

De voorjaarszon maakt in de oude binnenstad
Mij heel voorzichtig wakker, ik heb een fijne nacht gehad
En met de stralen licht komt van buiten straatgeluid
Hier binnen en ik weet ik moet mijn mandje uit

Langzaam komt de stad op gang, ik heb nog wat respijt
Buiten kent de overgang van nacht naar dag geen tijd
Bij ’t open raam zie ik het aan, kan binnen er nog boven staan
‘k Heb van de stad rust gehad om er in op te gaan

De laatste plas verdampt op het hoekje bij de gracht
k’ Heb nauwelijks vernomen dat het geregend heeft vannacht
De drogist beneden fluit als hij zijn spullen buitenzet
Dat doet’ie anders nooit, maar de lente is ingezet.

Langzaam komt de stad op gang, ik heb nog wat respijt
Buiten kent de overgang van nacht naar dag geen tijd
Bij ’t open raam zie ik het aan, kan binnen er nog boven staan
‘k Heb van de stad rust gehad om er in op te gaan

De kooplui tegenover prijzen hun waren aan
Het fruit, de vis, de lappen stof, de prijs kan ik verstaan
En als ik even later de balkondeur open zet
Hoor ik hoe Ome Kees zijn kanarie buitenzet

Langzaam komt de stad op gang, ik heb nog wat respijt
Buiten kent de overgang van nacht naar dag geen tijd
Bij ’t open raam zie ik het aan, kan binnen er nog boven staan
‘k Heb van de stad rust gehad; ik wil er nu tegenaan.

Voor Marc Roeles heb ik in de negentiger jaren dit nummer geschreven. Marc, een jongen van het platteland, die het stadsleven in de morgenstond bezingt. Hij heeft het opgenomen voor zijn CD ‘Ken jij’. Later heb ik met dezelfde orkestband het voor mijn CD ingezongen.

Tekst en muziek: Dick Ridder